We waren op weekend met de Cosaertjes, mijn familie, en nog twee familievriendinnen. We logeerden op de ezelboerderij, niet zo ver van huis.
De kinderen genoten enorm van de rust, de ezels die ze mochten berijden en verzorgen, de complete aandacht van ons allemaal.
Gust was zoals steeds onze wijsneus, die ons overstelpte met weetjes, vragen (die heerlijke waarom-fase), liedjes,… Miel was een flinke 9-maanden baby die volop genoot van zijn dutjes, zijn maaltijden en alle aandacht die hij met zijn wonderglimlach kon verkrijgen. Ik weet nog dat hij voor het eerst in contact kwam met ‘in het gras gaan zitten’ en dat dit toch wel even wennen was.
Ons miss drentelde zowat overal tussen, eigengereid en vlinderend. Ze was nog klein voor haar leeftijd en op die manier werd er nog weinig van haar verwacht. Mensen schatten haar jonger in, wat voor haar heel goed uitkwam. En eigenlijk ook voor ons, we moesten ons nog niet verantwoorden voor ‘afwijkend gedrag naargelang de leeftijd’ (die fase hadden we nog te goed).
Je liet al een tijdje van je horen, je brabbelde en kwetterde erop los. Maar dat bleef eigenlijk altijd beperkt tot ‘zelf iets komen vertellen’. Je kwam telkens aangelopen, brabbelde iets en liep dan weer weg. Van wederkerigheid in de communicatie had jij nog geen weet.
Tot op dat weekend… Je kwam ook weer eens aangebrabbeld en voor het eerst keek je verwonderd op toen iemand jou een antwoord gaf. Het leek alsof het voor de eerste keer doordrong dat ‘geluiden produceren’ wel eens een nut zou kunnen hebben. Je begreep al een aantal woordjes maar je had tot op dat moment nog niet door dat je met twee communiceert, dat je iets vertelt en dat de andere daar op reageert…
Een wereld ging voor je open. Je genoot enorm van de interactie die jij op gang kon brengen door een ‘brabbelke’ te placeren en van de andere persoon een antwoord te krijgen. Het werd een spelletje. Marie een brabbel, iemand anders een woordje, terug een brabbel,…
Pas op dat moment werd het voor mij glashelder dat jij tot op je leeftijd van 22 maanden nog niet doorhad hoe je met anderen kon in ‘gesprek’ gaan. Je kon je daarvoor wel duidelijk maken met geluiden en vooral mensen meesleuren naar de plek waar jij iets wou of iets verwachtte, maar de wederkerigheid van communicatie was jou tot op die dag nog niet duidelijk.
Alweer een teken dat mijn voorgevoel van ‘er klopt iets niet’ steeds meer realiteit werd.